Per jaar worden er 150 – 200 kinderen geboren met het downsyndroom. Geen kind met het syndroom van down is hetzelfde en ieder kind ontwikkelt zich op zijn of haar eigen manier. Kinderen met het syndroom van down hebben vaak een verlaagde spierspanning (hypotonie) en soepele gewrichten. Het handhaven en het veranderen van hun houding tijdens bewegen kost daardoor meer moeite dan bij een ander kind. Dit kan leiden tot specifieke en soms eenzijdige bewegingspatronen met weinig variatie in het bewegen. Het roteren van de romp om bijvoorbeeld te gaan rollen en het bewaren van evenwicht tijdens bijvoorbeeld het gaan zitten kan daarom voor een kind met het syndroom van down erg moeilijk zijn. De motorische basisvaardigheden zoals omrollen, tijgeren, kruipen, zitten, staan en lopen verlopen dan ook vaak anders en vertraagd.  

Zodra het kindje ouder wordt, komt het naast deze motorische basisvaardigheden ook in aanraking met vaardigheden zoals kleuren, met blokjes spelen, zelf kunnen eten en helpen met aan- en uitkleden en wassen. Bij deze vaardigheden is het ook van groot belang om je houding te kunnen handhaven. Probeer je maar eens voor te stellen om bijvoorbeeld netjes te kleuren terwijl heel je lijf wiebelt, dit is een bijna onmogelijke opgave.  

Een kinderfysiotherapeut heeft veel kennis in huis om deze kinderen te helpen om zich motorisch zo optimaal mogelijk te laten ontwikkelen. De behandeling is meestal gericht op het aanleren van de motorische basisvaardigheden en het leren handhaven van de houding. Geen behandeling is hetzelfde en elke behandeling sluit aan bij de vaardigheden en hulpvraag van het kind en de ouders. Spelenderwijs oefenen met veel herhaling maakt het voor het kind makkelijker om iets te leren. Tijdens de behandelingen is de rol van de ouders erg belangrijk. De kinderfysiotherapeut geeft de ouders veel tips en adviezen om de motoriek van hun kind zo goed mogelijk te kunnen stimuleren tijdens dagelijkse handelingen zodat in het dagelijks leven de motorische ontwikkeling van het kind optimaal wordt gestimuleerd. De behandelingen vinden tot 2 jaar bij voorkeur in de thuissituatie plaats. Het kind is daar vaak meer op zijn gemak en ook de omgeving van het kind kan er op deze manier makkelijker bij worden betrokken.  

Helaas heeft een kind met het syndroom van down ook vaak te maken met andere bijkomende problemen zoals een verminderde cognitie, een aangeboren hartafwijking, visusstoornissen, keel-neus-oor problemen of een afwijkende schildklierfunctie. Daarom wordt er voor deze kinderen veel en nauw samengewerkt met andere disciplines.  

Heb jij een kind met het syndroom van down? Onze kinderfysiotherapeuten helpen je graag.